Bowlen

Geschiedenis van Bowlen

Bowlen vindt zijn oorsprong in het traditionele kegelen, een spel dat al eeuwenlang in verschillende culturen werd gespeeld. De moderne vorm van bowlen, zoals wij die vandaag kennen, ontstond in de Verenigde Staten en kreeg in 1875 zijn eerste officiële organisatie. In dat jaar werd de National Bowling Association opgericht, bestaande uit 27 clubs uit Manhattan.

Om het spel te standaardiseren, werden destijds de eerste officiële spelregels vastgesteld. Deze regels omvatten onder andere:

  • De afmetingen van de bal, waaronder het gewicht en de diameter.
  • De positie en afstand van de kegels (pins) ten opzichte van de foutlijn.
  • De richtlijnen voor het verwijderen van omgevallen kegels tijdens het spel.

In de daaropvolgende decennia groeide de sport snel in populariteit. In 1895 werd de American Bowling Congress (ABC) opgericht, wat de regels verder verfijnde en internationale erkenning gaf aan de sport. Later werden ook professionele toernooien en competities georganiseerd, en bowlen verspreidde zich wereldwijd als een geliefde sport voor zowel amateurs als professionele spelers.

Vandaag de dag wordt bowlen gespeeld in miljoenen bowlingcentra wereldwijd en is het niet alleen een sport, maar ook een populaire sociale activiteit.

De Bowlingbaan en Spelregels

Een bowlingbaan is doorgaans gemaakt van gepolijst hout of kunststof en heeft een lengte van 18,3 meter (gemeten tussen de foul line en de eerste pin, ook wel de headpin genoemd). De breedte van de baan bedraagt 1,05 meter.

Aan het einde van de baan worden 10 pins opgesteld in een driehoekige formatie. Elke pin heeft een hoogte van 38,1 cm. De bowlingbal, die is voorzien van vingergaten voor een stevige grip, heeft een standaard diameter van 21,6 cm en een gewicht dat varieert van 6 tot 16 lbs (pond), afhankelijk van de voorkeur van de speler.

Spelverloop en Puntentelling

Een bowler speelt per beurt een frame, waarbij hij twee worpen mag doen. Er zijn echter uitzonderingen:

  • Strike 🎳 → Wanneer alle 10 pins in één worp omver worden gegooid, krijgt de speler 10 punten plus de punten van de volgende twee worpen. Dit betekent dat een strike een maximum van 30 punten kan opleveren, indien de volgende twee worpen ook strikes zijn.
  • Spare ➡️ → Als een speler de 10 pins in twee worpen omver krijgt, ontvangt hij 10 punten plus de punten van de eerstvolgende worp. Een spare kan dus maximaal 20 punten opleveren.

Een bowlingwedstrijd bestaat uit 10 frames. In het tiende frame gelden speciale regels:

  • Als een speler een strike of spare gooit, krijgt hij extra worpen om de punten voor die worp volledig te benutten:
  • Een strike levert twee extra worpen op.
  • Een spare geeft één extra worp.
  • Deze extra worpen tellen alleen mee bij de puntentelling van het tiende frame en worden niet apart opgeteld.

Wanneer een speler erin slaagt 12 strikes achter elkaar te gooien in één spel, behaalt hij een “perfect game” met een score van 300 punten. Dit wordt beschouwd als de ultieme prestatie in de bowlingsport!

Bal vasthouden en gooien

Een goede worp begint bij het juiste grip op de bowlingbal. Plaats je duim, middelvinger en ringvinger in de drie gaten van de bal, alsof je iemand een stevige handdruk geeft. Dit zorgt voor een stabiele controle en een vloeiende worp.

Bowling vereist een aanloop om de bal snelheid en precisie mee te geven. De meest gebruikte techniek is de vierstappenaanloop:

  1. Startpositie → Sta in het midden van de baan met de bal voor je, klaar om je worp te beginnen.
  2. Eerste stap → Terwijl je de bal naar voren brengt, zet je je eerste stap richting de foutlijn.
  3. Zwaaibeweging → Laat de bal in een soepele achterwaartse zwaai komen en bereid je voor op de afworp.
  4. Loslaten → Wanneer de bal weer voor is, zet je je laatste stap en laat je de bal gecontroleerd los. Kijk naar de kegels en richt op je doel.

Ervaren spelers kunnen de bal met effect gooien, waardoor hij een curve krijgt en nauwkeuriger de pins raakt. Let erop dat je niet over de foutlijn stapt, anders telt de worp niet.

Na je worp komt de bal automatisch terug via het retoursysteem. Voordat je aan je tweede worp begint, wacht je even tot de machine de pins opnieuw heeft geplaatst.

Bowlingtermen:

Bowling TermVrije vertaling
Approach:De aanloop van een baan.
Arrow:De oriëntatie pijl op de baan.
Backswing:Achterzwaai
Baldeflectie:De weg van de bal na het contact met de pins
Ballfit:De manier waarop een bowling bal geboord is
Balltrack:Het gedeelte van de bal dat contact heeft met de baan
Blind score:De gegeven score voor een afwezig team lid.
Break punt:Het punt waarop de bal naar de pins toebuigt
Brooklyn:Een strike gescoord via de 1-2 pocket (voor rechtshandige).
Centerdot:
De middelste rij dots, meestal groter dan de andere
Chop:Het missen van de achterste pin van een 2 pins spare.
Coating:De beschermlaag die met op het hout van de baan gelegd heeft om ze te beschermen
Curve:Een bal die na de release naar links beweegt.
Delivery:De zwaaibeweging met de arm tijdens de aanloop
Dode bal:Een bal zonder of met weinig pin action
Drift:Het afwijken naar links of rechts tijdens de aanloop
Dot:
De oriëntatie stip op de baan.
Double:
Een dubbele strike.
Dutch 200:
Een game met een score van precies 200 punten waarbij afwisselend een strike en een spare gegooid wordt
Follow-through:
De beweging van de arm nadat de bal is losgelaten
Foot:
De manier waarop een bowling bal geboord is
Foul line:de lijn tussen aanloopzone en bowlingbaan.
Foutlijn-hoek:
De weg die de bal gaat van de foutlijn tot de arrows
Frame:
Een van de tien beurten van een game
Game:
Een spel, een game is in bowling opgebouwd uit 10 frames
Goot:
De ruimte naast de baan.
Handicap:
Compensatie punten.
Headers:
Het voorste gedeelte van de bowlingbaan (tot de arrows)
Huisbal:
Een bal die het bowlingcentrum beschikbaar stelt en waarmee iedereen mag gooien
Headpin:
Voorste pin (kegel).
Hook:Een bal die na een rechte glijlijn scherp afbuigt.
Indiaantje:twee pins achter elkaar.
Keypin:
De pin bij een spare combinatie die je moet raken om de combinatie om te gooien
Kickback:
De zijwanden van het deck
Lanetrack
Dat gedeelte van de baan waar veel op gerold wordt, daar vertoond de lak soms sporen van erosie
Lane conditioner:
Een olieachtige substantie die men op de baan aanbrengt
League:
Een competitie.
Lift:
Een opwaartse beweging van de vingers bij de release.
Locator dots:
De dots op de approach
Loft:
De afstand waar je de bal op de baan plaatst
Mark:
Een strike of een spare.
Perfect game:
Een 300 game.
Pin:
Kegel
Pin action:
Actie van de pins veroorzaakt door de bal.
Pindeck:
Het gedeelt van de baan waar de kegels staan
Pindeflectie:
De weg van een pin nadat ze omvergeworpen zijn door de bal
Pinfall:
Totaal aantal gescoorde pins.
Pocket:
Juiste plek voor een strike.
Pocketbal:
Een bal die de pocket zone raakt
Pro Shop:
Bowling winkel.
Pushaway:
De beweging waarmee men de zwaai inzet
Rechte bal:
Een bal zonder curve.
Release:
Het moment dat de hand de bal loslaat.
Sandbagger:een speler die expres zijn hoge gemiddelde laat zakken om in toernooien de prijzen voor de neus van mindere tegenstanders weg te kapen, wordt door zeer velen als zeer onsportief ervaren.
Scratch:
Een score zonder handicap.
Serie:
Pinfall van aantal games.
Sheet:
Het score formulier.
Single:
Enkelspel.
Spare:
10 pins omgegooid in 2 beurten.
Split:
Na de eerste worp van een frame zijn de kegels zo omgeworpen dat er tussen de twee of drie overige altijd een kegel weg is
Spot:
Oriëntatie punt op de baan.
Strike:
10 pins omgegooid in één beurt.
Stance:
De beginhouding
Sweep:
Het hek dat de pins wegveegt.
Trio:
3 persoonsteam.
Turkey:
3 strikes op een rij.
Turn:
De draaiing die je aan de bal met de onderarm meegeeft
Uitstriken:
Een rij opeenvolgende strikes t/m de drie strikes in de 10e frame.
Voetfout:
Fout door foutlijn overschrijding.
Werkende bal:
Een bal die pin action veroorzaakt.
Zwart houden:
Strikes of spares blijven gooien.
Your ip address is 18.97.9.173